Onderzoek

Bloedlactaatwaarden bij rolstoelatleten

Afhankelijk van de handicap zijn er grote verschillen in de aerobe capaciteit van rolstoelatleten. Een atleet met tetraplegie (een hoge dwarslaesie waardoor zowel de armen als de benen verlamd zijn of beperkt te bewegen zijn) kan veel minder spieren activeren dan een atleet met een amputatie van bijvoorbeeld het onderbeen. Hierdoor heeft een atleet met tetraplegie een minder groot aeroob vermogen dan de atleet zonder dwarslaesie. Het vergelijken van het aeroob vermogen van rolstoelatleten is erg lastig door de grote diversiteit in handicaps.


Hoofdauteur de Zwitser dr. Christof Leicht


Dr. Chistof Leicht van het Peter Harrison Centre for Disability Sport en collega’s hebben onderzocht of er verschillen zijn tussen de waarden van het bloedlactaat, het percentage VO2max en de mate van uitputting. Deze waarden zijn bepaald bij 8 atleten met een tetraplegie, bij 9 atleten met een paraplegie (een dwarslaesie waardoor de benen en mogelijk ook een deel van de romp verlamd zijn) en bij 8 rolstoelatleten zonder een dwarslaesie (amputaties, klompvoet, brozebottenziekte). Alle atleten sportten minimaal op nationaal niveau en trainden gemiddeld tussen de 11,5 en 13,5 uur per week. De atleten voerden inspanningstests uit waarbij tijdens de tests ook het bloedlactaat (door een prikje in de oorlel) en de Borg-score zijn gemeten.

De atleten zonder dwarslaesie hadden een hogere VO2max dan de atleten met paraplegie en met tetraplegie (respectievelijk 42,0 ml/kg.min, 34,9 ml/kg.ml en 24,5 ml/kg.min). Alle atleten bleken een bloedlactaatconcentratie van 1 mmol/l te behalen bij een gemiddelde inspanning op 55% van de VO2max. Bij een gemiddelde VO2max van 70% behaalden de atleten een bloedlactaatconcentratie van 2 mmol/l en 3 mmol/l bloedlactaat behaalden atleten bij een gemiddelde inspanning van 78% VO2max. Ook de bijbehorende mate van uitputting verschilde niet tussen de 3 groepen rolstoelatleten.

Individuele verschillen

Atleten met tetraplegie, paraplegie en rolstoelatleten zonder dwarslaesie hebben, ondanks de grote verschillen in VO2max, een vergelijkbare bloedlactaatrespons bij eenzelfde relatieve inspanningsintensiteit. Dit betekent dat voor een vergelijkbare trainingsprikkel, rolstoelatleten oefeningen voorgeschreven kunnen krijgen op basis van een percentage van hun VO2max.
Er zijn grote individuele verschillen gevonden. Doordat de groepen slechts klein waren, is het mogelijk dat verschillen tussen groepen niet zijn opgemerkt. Het uitvoeren van onderzoek bij atleten met een handicap is moeilijk waardoor dit probleem zich vaak voordoet.

Leicht CA, Bishop NC, Goosey-Tolfrey VL (2012) Submaximal exercise responses in tetraplegic, paraplegic and non spinal cord injured elite wheelchair athletes. Scand. J. Med. Sci. Sports, 22: 729-736.

15-01-2013
Wil je regelmatig interessant handbike­nieuws ontvangen?
Laat dan hier je gegevens achter en ontvang regelmatig de Handbiken.nl Nieuwsbrief!
Overig nieuws