Wat zijn de wezenlijke fysieke verschillen tussen handbikers?

Promovendus Rafael Muchaxo legt een nieuw fundament voor de classificatie van handbikers

Promovendus Rafael Muchaxo legt een nieuw fundament voor de classificatie van handbikers

Bewegingswetenschapper Rafael Muchaxo heeft de afgelopen vier jaar onderzocht hoe de classificatie van handbikers beter onderbouwd kan worden. Hij deed dat in opdracht van de UCI, de Internationale Wielren Unie. Wat leverde dat op?


De UCI wil dat alle tests en protocollen van de classificatieprocedure in de nabije toekomst gaan voldoen aan objectieve, wetenschappelijk onderbouwde criteria. Na vier jaar is Rafael Muchaxo nu klaar met zijn promotieonderzoek, dat het gewenste fundament moet leggen onder de classificatie van handbikers. Zijn proefschrift is opgebouwd uit zes Engelstalige artikelen, die elk een aspect van classificatie behandelen. Dit najaar hoopt Rafael op zijn onderzoek te promoveren aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Bij de start van zijn promotie-onderzoek in november 2018 legde Rafael zijn plannen uit aan Handbiken.nl.



De Portugese bewegingswetenschapper heeft gebruik gemaakt van bestaande gegevens. Maar hij heeft ook zelf onderzoeksgegevens verzameld met behulp van sporters in een handbike. Hij reisde naar Wereldbekerwedstrijden en Wereldkampioenschappen om topsporters – op anonieme basis – allerlei tests te laten doen. Zo ontdekte Rafael stap voor stap welke lichamelijke beperkingen cruciaal zijn voor de verschillen in prestaties van de klassen H1 tot H4 bij mannen en vrouwen. Met behulp van die onderzoeksresultaten kan de UCI in de nabije toekomst beleidskeuzes maken bij het opstellen van nieuwe classificatieregels.


Onderzoek 1: vergelijking van tijdrituitslagen

Rafael begon met een onderzoek naar de verschillen in snelheid bij tijdritten van de verschillende sportklassen H1 tot H5, zowel bij de mannen als bij de vrouwen. Hij analyseerde daarvoor een UCI-database met de uitslagen van alle tijdritten bij Wereldbekerwedstrijden en Wereldkampioenschappen. En wat bleek? Er zit een grote mate van overlap in de gereden tijden van de beste renners in de klassen H3, H4 en H5. Rafael: ‘Natuurlijk wilde ik toen weten waarom dat zo is. Want ik wist bijvoorbeeld niets over de mate van fitheid van de individuele renners. Om alle klassen goed onderling te kunnen vergelijken heb ik daarna de knielende H5 buiten beschouwing gelaten; de aerodynamica speelt daar namelijk een heel andere rol dan bij de liggende handbikers in de klassen H1 tot H4.’


Onderzoek 2: de kracht van borst- en buikspieren

In tenten en zaaltjes heeft Rafael tijdens internationale handbikewedstrijden metingen uitgevoerd naar de kracht van borst- en buikspieren. Iedere H3 en H4 renner werd geïnstrueerd maximale voorwaartse drukkracht uit te oefenen op een krachtopnemer. Het krachtsverschil tussen de H3 (met geen of weinig buikspieren) en de H4 (met - bijna - normale buikspieren) was helder. De H3 scoorde een duidelijk lagere kracht - en dus spierkracht - dan de H4. Dat verklaart ook waarom de H3 in een wegwedstrijd trager sprint en klimt dan de H4. Rafael: ‘Maar het verklaart niet waarom de H3 en H4 in tijdritten ongeveer even snel zijn, zoals we eerder zagen. In het UCI-handboek worden de H3 en H4 onderscheiden op basis van spierkrachtverschillen. In bepaalde situaties – sprinten en klimmen - blijkt dat terecht, maar in andere niet. Spierkracht rechtvaardigt dus niet altijd de huidige verdeling tussen H3 en H4. Maar wat dan wel?’


Onderzoek 3: de invloed van triceps en biceps

De handbikebeweging bestaat uit trekken en duwen. Wat is het aandeel van trekken (met de triceps) en wat van duwen (met de biceps)? Om dat te berekenen bouwde Rafael, samen met technici van de universiteit, een testopstelling waarin de sporters plat lagen. Ze werden geïnstrueerd maximaal tegen een handvat duwen. En ook trekken. Daarbij mat Rafael ook de richting waarin er kracht werd geleverd. ‘Mijn conclusie: hoe sterker je armspieren zijn des te sneller je rijdt. Wie geen of minder triceps- of bicepskracht heeft zal minder snel zijn. Dat geldt voornamelijk in de H1 en H2. Maar er blijkt nog een cruciale factor mee te spelen.’


Onderzoek 4: wel of geen “gesloten keten”

Bij de trekbeweging van de armen zet het liggende lichaam zich schrap om de handbike vooruit te duwen. Renners met een beenamputatie of een incomplete dwarslaesie zijn in staat om daarbij gebruik te maken van hun voet- of stompsteunen. Hun lichaam vormt dan een zogenaamde gesloten keten. Renners met een complete dwarslaesie hebben die beenfunctie niet en kunnen zich dus niet tegen voetsteunen schrap zetten, ook niet met behulp van straps om de benen of voeten. Rafael: ‘Zij hebben dus een aantoonbaar nadeel ten opzichte van anderen die dat wel kunnen. Het kunnen maken van een gesloten keten is dus een essentieel verschil tussen handbikers.’


Onderzoek 5: de invloed van beperkte handfunctie?

Uiteindelijk onderzocht Rafael (rechts op de foto) de invloed van een beperkte handfunctie, iets wat H1, H2 en H3 sporters onderscheidt. Hij deed dit door bij mensen zonder beperking door middel van handschoenen en banden beperkingen te simuleren aan de pols en vingers. Ik heb de prestatie van deelnemers onderzocht door de condities met gesimuleerde beperking te vergelijken met hun prestatie zonder die handschoenen en banden, dus met normale handfunctie. Rafael: ‘Deze simulatiestudie wees uit dat tijdens sprintmomenten de sporters met de gesimuleerde handbeperkingen in het nadeel waren vergeleken met de normale handfunctie. Uit deze simulatiestudie met mensen zonder beperking bleek de handfunctie tijdens maximale inspanning dus relevant voor de handbikeprestatie.’


Onderzoek 6: wat vinden experts van deze resultaten?

Rafael heeft de onderzoeksresultaten van de vijf hierboven beschreven studies ook voorgelegd aan een panel van vijftig deskundigen uit de handbike-community, zoals classifiers, UCI-staf, atleten en coaches. De hoofdvraag van deze Delphi-studie luidde: wat zijn de gevolgen van de resultaten uit dit onderzoek voor de classificatie van handbikers? Rafael: ’De expertise en de perspectieven van het panel zijn volgens mij belangrijk om het project af te ronden met duidelijke aanbevelingen naar aanleiding van de gevonden resultaten.’


Het panel bereikte overeenstemming over de volgende bevindingen: de armfunctie (biceps, triceps, schouders) is essentieel om te includeren in de handbikeclassificatie; zowel romp- als beenfunctie moeten worden bepaald tijdens de classificatie voor atleten in de liggende handbikeklassen. Minder overeenstemming was er over regelgeving voor het materiaal om een gesloten keten mogelijk te maken. Men was het erover eens dat de gesloten keten voordelig is voor handbikers met enige beenfunctie. Maar het panel was verdeeld over de vraag of de sporter zich wel of niet tegen zijn handbike mag afzetten.


Afronding

Komende zomer 2022 stuurt het onderzoeksteam een uitgebreid rapport naar de UCI, de opdrachtgever en financier van Rafaels onderzoek. Of en zo ja wanneer de UCI nieuwe classificatieregels invoert is nog onduidelijk. Het ligt voor de hand dat de huidige regels nog gelden tijdens de Paralympische Spelen van Parijs 2024.


Tekst: Handbiken.nl/Rogier Wiercx

Foto's via de onderzoeker.

08-06-2022
Wil je regelmatig interessant handbike­nieuws ontvangen?
Laat dan hier je gegevens achter en ontvang regelmatig de Handbiken.nl Nieuwsbrief!
Overig nieuws